Het uitvliegen van een jonge kunstenaar

Het is een van de geneugten van de jeugd: de wereld veroveren zonder voort te hoeven borduren op ervaringen uit het verleden. Je nog niet gebonden  hoeven te voelen aan bindende ballast uit een tijd die anders is dan nu. De uitspraak ‘Het geleerde in de praktijk’ brengen heeft, als je jong bent, een merkwaardige tegenstrijdigheid. Aangeleerde kennis heeft immers veel te maken met de tijd van vroeger. Het in de praktijk brengen echter, appelleert uitdrukkelijk aan de toekomst, naar tijd die nog moet komen. De jeugd heeft het aangename  voorrecht nog met een open blik naar de toekomst te kunnen kijken. Het is spannend het gevoel te behouden – voor iedereen overigens –  om op het grensvlak van de tijd bewust bezig te zijn met de dingen die nu om je heen gebeuren, om van daaruit ideeën en objecten te creëren met betekenis voor de toekomst.

De schandalen in de Franse salons bij iedere nieuwe ontwikkeling in de moderne kunst, de schermutseling tijdens de eerste CoBrA tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1949, het publieke gemor bij de geboorteperikelen rond iedere nieuwe kunstuiting:  ze zijn van alle tijden en ze zullen blijven bestaan. De hoofdweg van de kunst is nog altijd de veilige weg van het doortrekken van trends. De jeugd heeft daar minder last van, die zoekt en claimt in ongebonden élan naar nieuwe wegen.

Paplepel en mixed media

Een goed voorbeeld daarvan is de jonge beeldend kunstenaar Arvid Henkes (Maastricht, 1989). Kunst kreeg hij met de paplepel ingegoten. Moeder (Doret Huibers) is galeriehouder, vader (Jean Henkes, onder kunstenaarsnaam Emile Cornelis) beeldhouwer, galerie en atelier aan huis. Dat huis van souterrain tot bovenste verdieping en tuin stond vol met kunst. Wisselende collecties, periodieke openingen, een gevarieerde trouwe stroom kunstenaars aan de keukentafel. Arvid kreeg het allemaal mee, snoof het op en begon heel jong en spelenderwijs in kunst geïnteresseerd te raken.

Als regelmatig bezoeker van de galerie herinner ik me het volgende voorval. Tijdens een opening had Arvid, hij zal toen een jaar of zes geweest zijn, zich ontfermd over de inhoud van het tasje van zijn moeder. Toen de gasten in de bovenruimte van de galerie met het glas in de hand luisterden naar de gastspreker voor het openingswoord, maakte Arvid in de benedenruimte zijn eerste autonome kunstobject. Toen de gasten beneden kwamen, had hij op de vloer conceptuele kunst vervaardigd met de intieme inhoud van moeders  damestasje. Mixed media van objects trouvés, met  maandverband, crèmes , lippenstift, wattenstaafjes en van allerlei meer. Van Joseph Beuys en Damian Hirst had hij toen beslist nog niet gehoord. Toen hij 18 jaar (?) was maakte Arvid zijn eerste officiële, dat wil zeggen in brons gegoten, object: een opvallend vrij vormgegeven koppel dat gezamenlijk een kind in de hoogte houdt. De betekenis laat zich raden.

Hedendaagse beeldtaal

Wat is de beeldtaal van een jonge, hedendaagse kunstenaar, waar liggen veelal de inspiraties? Je komt dan al gauw bij gevierde stripboeken, films, fotografie, design, nieuwe media voor beeld en geluid, en daarbij vooral de gecombineerde toepassing ervan, al of niet via gedigitaliseerde technieken. Het zijn die inspiratie en het gebruik van die hardware en software waarmee ook Arvid zich bij zijn projecten bedient. We zien van zijn hand veel wat daaruit is afgeleid. Korte films over kunst gerelateerde onderwerpen, digitaal gemanipuleerde fotografie die zich zowel onder- als boven water afspeelt. We kunnen kijken en luisteren naar  multimediale toepassingen waarin ook muziek een deel opeist. In het atelier is daarvoor plaats ingeruimd voor een kleine muziekstudio. We zien,  ja natuurlijk in deze fase van het kunstenaarschap, toepassingen op basis van 3-D printing. En vooral daarbij weer allerlei combinaties van al die mogelijkheden. Alles vooral nog onderzoekend en experimenterend.

Vroeger, in de tijd van de eerste grote kunstvernieuwing, de Renaissance, had de meester een leerling – gezel aan wie hij het ambacht van de kunst onderwees, voordeed vooral. De vernieuwingen waren daardoor organisch, voortbordurend op de kundigheden van de leermeester. Dat kan nu niet meer, ingehaald als wij worden door de turbulente tijdgeest en de digitale snelweg. In de Renaissance rekenden ze in humane generatie-perioden, nu in die van digitale versies. De huidige jonge kunstenaar moet – en hij of zij krijgt daarvoor ook de ruimte – meteen in het diepe wedstrijd bad springen. De galeriehouders, museumcuratoren en het publiek op de tribunes kijken met belangstelling toe hoe zo’n proces verloopt.  Welke kunstenaar moet een reddingsboei uitgeworpen  krijgen, wie kan zijn eigen (zwem)broek ophouden en wie wordt toegelaten tot Olympische voorrondes met kans op podiumplaatsen?

Met herkenbare kunst naar podiumplaatsen

Met zulke vragen is Arvid niet bezig. Die doet gewoon wat hij niet laten kan: als vrije kunstenaar met gevoel voor autonomie maken en doen waar hij zin in heeft. We zien daarom een grote variatie projecten en objecten de revue passeren. Korte, documentaire films en muziekshots worden afgewisseld met kleurrijke,  gemanipuleerde onderwateropnamen. Naast de ‘ouderwetse’ met klei en de hand gemaakte sculpturen die in brons zijn gegoten, zijn er objecten in glas, gevolgd door die uit 3-D geprint materiaal. Ook zijn er opnames waarin het proces zelf visueel wordt geboekstaafd. Performancesachtige  weergaven,  videokunst en clips werpen hun schaduw vooruit en steken hun nieuwsgierige neus al om de hoek. Laat dat nog maar even zo doorgaan. Al die en nog te verwachten activiteiten zullen, bij een kunstenaar die voor podiumplaatsen wil gaan, dienen uit te monden in een herkenbaar oeuvre. Er mag tijd voor worden uitgetrokken die opgaat aan experiment en nieuwe artistieke ontdekkingen. Soms denk je nu al: hé, dat is boeiend, daar moet hij maar mee doorgaan en je weet tegelijkertijd dat je dan te snel refereert aan je eigen referentiekaders. Dat het nog te vroeg is, wellicht, voor een jonge kunstenaar om zich al met strakke keuzes aan het publiek te binden. Openheid naar opties is een groot goed.

Als essayist wil ik mij niet onttrekken aan een mening over wat me bij al die experimenten met voorkeur opviel. Naast het eerder genoemde bronzen ‘Koppel met kind’, zijn dat de fotoprints van de mysterieuze onderwaterwereld en last but not least  de videoclip over de 3-D geboorte, ingelijst met muziek, van het sculptuurtje ‘IJsbeer moeder met jong’.

Ik weet het, het is een eclectische keuze. Een tussenstand. Ben nieuwsgierig naar wat nog gaat komen.

Tekst: Ruud Lapré